De familienaam, ontstaan en betekenis

Het ontstaan van de familienaam Bloothooft

Claes Dircxs Bloothooft < I > is hoogstwaarschijnlijk de eerste die de toenaam en familienaam Bloothooft droeg en daarom recht heeft op de titel stamvader. Van alle dragers van de familienaam Bloothooft is in ieder geval aan te tonen dat ze een nakomeling van Claes Dircxs zijn. Bovendien zijn van Claes Dircxs de alleroudste vermeldingen van de naam Bloothooft bekend.

Claes Dircxs was watermolenaar op de zuidkust van de Schermeer. Voor het begrijpen van het ontstaan van de familienaam Bloothooft kan het van belang zijn dat tussen 1657 tot na 1668 de timmerbaas aan de timmerwerf op de zuidkust eveneens Claes Dircxsz heette [1]. Het gebruik van toenamen ligt voor de hand om een duidelijk onderscheid te maken tussen molenaar en timmerbaas. Deze hypothese wordt zeer fraai bevestigd door het onderstaande regest uit 1663 [2], waarin beiden als getuigen optreden. 

Samenvatting: 1663, april 14. Warnaer Capelman, notaris te Alcmaer, verklaart, dat Arent Cornelisz. Cramer, wonende op het Noorteynde van Graft, voor 575 gulden verkocht heeft aan Mel Hendricxsz., wonende in de Schermeer, een huis, staande op het stadsland van Alcmaer (kavel 6 van letter L) in de Schermeer nevens de Wout aan de ringdijk, belend ten zuiden de heer van Dussen, ten noorden het OudeManhuys te Haerlem. Getuigen en zegslieden: Gerrit Cornelisz. en Pieter Pietersz., Mr. timmerlieden (te Alkmaer) en Claes Dircxsz. Bloothooft en Claes Dircxsz. alias Claes Baes.

Regestenlijst 1254-1810, Regionaal Archief Alkmaar, no 882, inv. nr SA 2225.

Claes Dircxsz getuige 1663 500.jpg (92857 bytes)

Uitvergroting en complete tekst

Opmerkelijk is dat "Bloothooft" steviger verankerd lijkt dan het "alias Claes Baes". "Baas" werd trouwens vrij veel gebruikt om een leidinggevende functie mee aan te duiden. Overigens was er al in 1646 sprake van de middenmolen van Dirk Basen, mogelijk vader van Claes Baes, die afbrandde [5]. Opmerkelijk is ook dat in het regest alle getuigen naast Claes Dircxsz Bloothooft meestertimmerlieden zijn. Gerrit Cornelisz is mogelijk de timmerbaas aan de Schermer zuidkust vóór Claes Dircxsz Baes [3]. Pieter Pietersz was mogelijk ook een molenmaker [4].

Kavel L 6 in 2001. Links de huidige Andreas Hoeve; rechts achter de ringdijk Woudhuizen.

Omdat Claes Dircxsz Basen in 1657 werd aangesteld als timmerbaas, zou het kunnen dat rond die tijd de bijnamen voor het eerst gegeven zijn, mits onze Claes Dircxsz toen al op een nabijgelegen molen maalde. Dat gaf dan een goed argument om een toenaam te gaan gebruiken. In alle stukken die we uit 1663 en later ter beschikking hebben staat de naam Bloothooft erbij. Dat duidt op een snel ingeburgerde naam. Tenzij die toch een langere voorgeschiedenis had. Bloothooft bleek ook een naam die niet meer weg te krijgen was. In ieder geval na 1668 werd Claes Dirxcsz Basen opgevolgd en verdween de verwarring. Toch bleef de naam Bloothooft, niet alleen voor Claes Dirxcsz maar ook voor twee van zijn zoons die op de molengroep bleven. Verder komt de familienaam Bloothooft in de 17e eeuw veelvuldig in de archieven van de Schermeer voor wat duidt op een blijvend dagelijks gebruik. De pastoor in Noordeinde gebruikte voor 1700 daarentegen slechts eenmaal de naam (in 1672 bij de doop van Simon Dirks Bloothooft <III-1>), maar die pastoor was in het algemeen niet scheutig met het noemen van uitgebreide namen.

Waarom Bloothooft?

Waarom als toenaam Bloothooft is gekozen blijft gissen. We zouden dan toch eerst moeten weten wat men precies met 'bloothooft' bedoelde in het midden van de 17e eeuw.

Als bedoeld werd dat Claes Dirxsz opviel omdat hij altijd zonder pet rondliep, wat toen niet gewoon was en misschien wel op enige eigenzinnigheid duidt, dan ligt Blootshooft(s) eigenlijk meer voor de hand. Dat woord bestond al sinds de middeleeuwen, maar altijd met minstens éénmaal (vaak tweemaal) een tweede naamval s geschreven (onder enen eyke  .. quam hi blootshovets ghereden, Rijmbijbel 10532). Het Woordenboek van de Nederlandsche Taal geeft zelfs een toenaam als voorbeeld: "Joost blootshooft (als de naam voor iemand die altijd blootshooft ging)". In Aalsmeer en in het land van Altena heeft dit waarschijnlijk aan een toenaam ten grondslag gelegen en zijn twee families Blootshoofd ontstaan, eveneens rond 1660. 

In ons geval zou de opvallend consequente afwezigheid van de s in Bloothooft kunnen duiden op een andere betekenis (alhoewel blootbeens, blootvoets wel voorkomen waar het blootsbeens en blootsvoets zou moeten zijn). Daarbij denken we eerst aan bloot = kaal, een bloot hooft. Het kan natuurlijk dat Claes Dircsxz kaal was, misschien al op jonge leeftijd. Nu is een verminderde haardos niet buitengewoon rond het vijftigste levensjaar waarin Claes ongeveer zat rond 1660, dus het moet wel opvallend geweest zijn. Misschien was het kenmerk zelfs wel genetisch bepaald, en waren zijn zoons en verder mannelijk nageslacht ook vroeg kaal. Dat zou de toenaam Bloothooft als familienaam zeker bestendigd hebben.

Naast onbedekt en kaal zijn er nog wel andere, daarmee verwante betekenissen van bloot, maar die laten zich in combinatie met hoofd niet goed toepassen. Een mogelijkheid zou nog zijn dat bloot als 'eenvoudig' begrepen moet worden, vergelijk bloot eigendom, een bloot toeval, een bloot geleerde. Maar in combinatie met hoofd lijkt deze interpretatie toch niet erg waarschijnlijk. Zie verder meer familienamen in samenstelling met 'hoofd' uit de volkstelling van 1947, maar die geven weinig aanknopingspunten voor een verhelderende interpretatie van Bloothooft. Aardig is wel dat zowel de familienaam Bloot bestaat (254 personen in 1947) als de familienamen Hooft (1921 personen) en Hoofd (174 personen).

Draag je de naam Bloothooft dan ben je achternaamdeskundige volgens Wim de Bie!

Referenties

[1] Schermeer, Grote Rekening 1657, uitbetaald maalloon via Claes Dircxsz Timmerman aan de Zuid Schermeer. Zie ook Belonje, p 106
[2] W.A. Fasel, Inventaris stadsarchief Alkmaar, 1254-1815, deel 2: regestenlijst 1254-1810, Alkmaar, 2001 (tweede druk), Regionaal Archief Alkmaar. No 882, inv. nr SA 2225.
Het gaat hier om een huis op een kavel van de stad Alkmaar in de Schermer pal tegenover Woudhuizen, een paar huizen aan de rand van het Schermereiland, ten noorden van Driehuizen. Het kavel ten noorden is van het Oude Mannenhuis van Haarlem. De genoemde kaveleigenaars hadden het bezit sinds de bedijking [Octroy van de Scher-meer mitsgaders Cavel-Conditien ende Caerte]. Tegenwoordig staat op het kavel de Andreas Hoeve.
[3] Belonje, J. (1933). De Schermeer 1633-1933, lijst timmerbazen zuidkust.
[4] Schilstra, J.J. (1971). Schermerland, p.111.
[5] Schilstra, J.J. (1971). Schermerland, p.47.