artikel gepubiceerd in LINK 12.2, 37-44 (mei 2000)


In de naam van ...

6. Stammen en suffixen

 

Gerrit Bloothooft

Enig idee hoeveel varianten er van de naam Jan te maken zijn door toevoeging van een suffix? Ik vond er in mijn (historische) bestanden maar liefst 202 voor vrouwen en 32 voor mannen. En dat is dan vast nog geen complete verzameling. De mens blijkt uiterst creatief in het bedenken van naamsuffixen en allerlei spellingsvarianten daarin. Als elke variant door iedereen nu maar steeds op dezelfde wijze zou worden geschreven, dan zou er nooit twijfel zijn wie met een bepaalde naam wordt bedoeld. De variatie zou juist wel nuttig zijn omdat naamsvarianten dan werkelijk de namenvoorraad vergroten. Dit is echter niet het geval. Zowel in historische geschriften als bij hedendaagse naamopgaven (via de telefoon bijvoorbeeld) wordt de naam van dezelfde persoon met de nodige spellings- en suffixvariatie genoteerd. Reden voor wat speurwerk naar de suffigering van voornamen.

Om in de stemming te komen hier eerst maar eens al die varianten met de stam Jan.

Voor vrouwen:

Jan#, Jan#a, Jan#ca, Jan#ci, Jan#cie, Jan#e, Jan#ege, Jan#eie, Jan#eje, Jan#eke, Jan#ekie, Jan#elle, Jan#en, Jan#et, Jan#ete, Jan#etie, Jan#etije, Jan#etje, Jan#etta, Jan#ette, Jan#gen, Jan#gi, Jan#gien, Jan#gis, Jan#ice, Jan#ie, Jan#iee, Jan#ieskje, Jan#ietje, Jan#igie, Jan#igien, Jan#igje, Jan#ij, Jan#ije, Jan#ijen, Jan#ijete, Jan#ike, Jan#ina, Jan#inaj, Jan#ine, Jan#ita, Jan#itiije, Jan#itje, Jan#je, Jan#jee, Jan#jen, Jan#jie, Jan#ka, Jan#ke, Jan#ken, Jan#kie, Jan#kje, Jann#a, Jann#aatij, Jann#aetje, Jann#ah, Jann#amij, Jann#e, Jann#echje, Jann#eetje, Jann#efse, Jann#ege, Jann#egie, Jann#egien, Jann#egje, Jann#eie, Jann#eien, Jann#eije, Jann#eijen, Jann#eje, Jann#ejen, Jann#ejie, Jann#ek, Jann#eke, Jann#eken, Jann#elien, Jann#entje, Jann#esien, Jann#esje, Jann#eske, Jann#et, Jann#eta, Jann#ete, Jann#etge, Jann#etgen, Jann#etghe, Jann#etghen, Jann#etgie, Jann#etgien, Jann#ethe, Jann#eti, Jann#etie, Jann#etien, Jann#etighe, Jann#etij, Jann#etije, Jann#etijee, Jann#etijen, Jann#etijie, Jann#etje, Jann#etjee, Jann#etjen, Jann#etjie, Jann#etke, Jann#eton, Jann#etta, Jann#ette, Jann#etten, Jann#etti, Jann#ettie, Jann#ettije, Jann#ettje, Jann#ettjen, Jann#i, Jann#ica, Jann#ichge, Jann#ichgen, Jann#ichie, Jann#ichien, Jann#ichje, Jann#ichjen, Jann#icke, Jann#ie, Jann#ieie, Jann#ieien, Jann#ietie, Jann#ietje, Jann#ig, Jann#ige, Jann#iggie, Jann#ighie, Jann#ighje, Jann#ighjen, Jann#igi, Jann#igie, Jann#igije, Jann#igje, Jann#igjen, Jann#iie, Jann#ij, Jann#ije, Jann#ijtie, Jann#ikke, Jann#ine, Jann#ingen, Jann#ingin, Jann#isje, Jann#ita, Jann#ite, Jann#itge, Jann#itgen, Jann#itie, Jann#itij, Jann#itije, Jann#itje, Jann#itjen, Jann#itte, Jann#y, Jan#outje, Jan#s, Jan#se, Jan#sein, Jan#si, Jan#sie, Jan#sien, Jan#siena, Jan#sij, Jan#sije, Jan#sin, Jan#sina, Jan#siu, Jan#sje, Jan#sjee, Jan#sjen, Jan#ske, Jan#ssi, Jan#ssie, Jan#ssien, Jan#ssij, Jan#stje, Jan#szie, Jan#t, Jan#te, Jan#tgen, Jan#tie, Jan#tien, Jan#tiena, Jan#tiene, Jan#tijn, Jan#tina, Jan#tine, Jan#tje, Jan#tjen, Jan#tjie, Jan#tsen, Jan#tsje, Jan#tti, Jan#us, Jan#uska, Jan#y, Jan#zi, Jan#zie

Voor mannen:

Jan#, Jan#baas, Jan#co, Jan#der, Jan#e, Jan#es, Jan#g, Jan#gert, Jan#is, Jan#je, Jan#jeijs, Jan#jense, Jan#ke, Jan#kele, Jan#ko, Jann#e, Jann#ek, Jann#es, Jann#ig, Jann#is, Jann#o, Jann#us, Jan#ocha, Jan#osch, Jan#s, Jan#se, Jan#ten, Jan#tienes, Jan#tienus, Jan#tinus, Jan#us, Jan#ze

Deze verzameling is op zichzelf al een studie waard. De varianten kunnen vrij goed gevangen worden in het volgende schema:

[stam] [klinker epenthese] [overgangsconsonant] [ien-vorm] [us] [verkleinvorm of klinker]

De klinker epenthese is meestal een e of i, uitgesproken als sjwa. De overgangsconsonant bijvoorbeeld een t, g, s, m, enz. Niet alle genoemde suffixonderdelen hoeven aanwezig te zijn, zoals:

[Jan] [ ] [t] [ien] [us] [ ]

[Jann] [e] [g] [ien] [ ]

[Jann] [i] [ ] [ ] [ ] [ghje]

Omdat een opeenvolging van suffixen mogelijk is, spreken we van suffixstapeling. En dat verschijnsel creëert veel varianten. De maximale stapeling van Jannechienuske heb ik nog niet aangetroffen, maar klinkt niet onmogelijk. Verder ontstaan veel naamvarianten uit spellingsvariatie in met name i (i, ie, y, ij) en g (g, gg, ch, chg, gh). Dat leidt eveneens tot een verveelvoudiging van het aantal varianten.

De ien-vorm is een verkleinvorm die we vooral in Drenthe vinden. Dat brengt me op regionale variatie in de verkleinvormen. De bronnen van de namen in mijn bestand zijn helaas vaak onbekend. Daarom heb ik voor deze gelegenheid maar eens gekeken naar de regionale verkleinvormen van het woord man, in 1936 gepubliceerd door Willem Pée [1]:

Groningen mann#(e)(t)je
Friesland man#tsje, man#tsji
Drente mann#egie, mann#egien
Utrecht mann#egie
Veluwe mann#etje(n)
West-Nederland, Zeeland mann#etje
Twente, Achterhoek mann#eken
Zuid-Nederland, Oost-Vlaanderen mann#(e)ke(n)
West-Vlaanderen mann#etsje, mann#eje, mann#ige, mann#ege
Zuid-Limburg

man#tje, man#(t)sje

Vullen we voor man nu Jan in, dan zien we veel bovengenoemde varianten verschijnen. Het zou interessant zijn om te onderzoeken of namen zich van gewone zelfstandige naamwoorden onderscheiden in de verschillende regio’s. Door de toevoeging van een (verklein)suffix aan een mannelijke naam, zoals Jan, ontstaat een vrouwelijke vorm. Dat is het verschijnsel van movering: een mannelijke naam wordt door toevoeging van een suffix vrouwelijk. Een opmerkelijke en zeldzame moveringsstapeling is de naam Jantienus. De mannelijke stam Jan moveert eerst tot het vrouwelijke Jantien, om vervolgens weer te moveren tot het mannelijke Jantienus.

Zo bezien zijn de aantallen naamvarianten wel begrijpelijk. Maar hoe zit dat nu voor voornamen in het algemeen. Ik onderzocht daartoe mijn (historische) verzameling van 40.413 voornamen [2]. Daarbij moest eerst voor elke naam een stam-suffix opdeling gemaakt worden. Dat is naast een flink karwei ook een vraagstuk op zichzelf. Het is lang niet altijd evident wat tot de stam en wat tot het suffix gerekend moet worden. Bij een beslissing daarover kan de grondvorm van de voornaam een rol spelen: de letters die in de grondvorm voorkomen worden tot de stam gerekend. Zo komt Adsje uit de grondvorm Ade en de opsplitsing wordt Ad#sje. Daarentegen is Edsje afgeleid uit Edse en we kiezen daarom voor Eds#je. Asselina heeft als grondvorm Asselin en het wordt Asselin#a. Maar Balendina komt van Bale en we splitsen in Bal#endina. Dat dit een gevoel oproept van een arbitraire keuze is terecht. Het probleem wordt eigenlijk verlegd naar het kiezen van de grondvorm. In diverse gevallen is ook dat arbitrair. Zo is Edse eigenlijk een vleivorm van Ede, en kan in de grondvorm Asselin, #elin als suffix worden opgevat. Een ander voorbeeld is Aaltje, met twee mogelijke stam-suffix opdelingen: Aal#tje en Aalt#je. In het eerste geval gaan we er van uit dat de naam een verkleinvorm is van Ale, in het tweede van Adelheid. Niettemin verwacht ik dat voor het overgrote deel van de namen een verdedigbare scheiding kan worden aangebracht.

Het resultaat is dat er 541 verschillende suffixen voor mannennamen en 1337 verschillende suffixen voor vrouwennamen werden gevonden. Dit zijn enorme aantallen. Bij vrouwennamen vinden we de meeste suffixvariatie. We zullen latere zien dat vroeger 95% van alle vrouwen een gesuffigeerde naam had tegenover maar 50% van de mannen. Dat heeft er enerzijds mee te maken dat sinds de Middeleeuwen veel vrouwennamen van mannennamen zijn afgeleid door movering, en anderzijds mogelijk door de behoefte aan de naam van een meisje of vrouw iets vriendelijks mee te geven door een verkleiningssuffix. Het veelvuldig gebruik van suffixen voor vrouwennamen heeft blijkbaar ook geleid tot meer variatie daarin.

Handmatige stam-suffix scheiding is een moeizame operatie. De vraag is of er geen automatische methoden voor kunnen worden ontwikkeld. Dat zou wellicht op basis van regels kunnen, maar dat vereist een gedetailleerde analyse van het corpus en de suffixen. Daar heb ik de tijd niet voor maar ik ben wel bereid het materiaal aan elke taalkundige die dat op zich wil nemen ter hand te stellen. Ik koos een computationele methode die op basis van de bekende stam-suffix scheiding in de 40.413 voornamen zelf uitzoekt welke generalisaties gemaakt kunnen worden. Elke regel bestaat uit een naameinde en geeft daarin aan wat het einde van de stam is en wat het suffix. Bijvoorbeeld tse => t#se. Dat leidde tot maar liefst 8012 regels, een indicatie van de moeizame voorspelbaarheid van stam-suffix scheiding in voornamen. 5958 regels hadden overigens betrekking op een enkele naam en modelleerden vooral de uitzonderingen. 320 regels werden toegepast op meer dan 10 namen. De meest toegepaste regels betroffen voor vrouwennamen de suffixen a, e, je, ie, ke, tje, y, ke ,i , jen, sje, is, eke, tsje en tje. Bij mannen domineerden vooral de regels voor namen die geen suffix hebben.

De regels zijn goed bruikbaar bij de analyse van nieuwe verzamelingen namen. Dat zijn het in deze serie al meer besproken ‘grootouder’bestand (404.785 personen overleden tussen 1994 en 1997 op een leeftijd hoger dan 50 jaar) en het ‘baby’bestand (602.097 kinderen geboren tussen 1996-1998; een jaar meer dan in vorige artikelen). Het doel was om te onderzoeken hoe het gebruik van suffixen veranderd is in de laatste 100 jaar.

Het grootouderbestand kent 13.452 verschillende voornamen maar daaruit werden eerst de niet-Westerse namen verwijderd. Resteerden 11.759 namen. Hiervan kwamen er 4.191 niet in mijn eerdergenoemde referentiebestand van 40.413 voornamen voor. 87% van deze nieuwe namen werden door mijn regels op de juiste wijze in stam en suffix gescheiden

Het babybestand bevat maar liefst 46.672 verschillende namen. Voor dit onderzoek hebben we de namen met frequenties 1 en 2 buiten beschouwing gelaten, dan resteren 11.592 namen. Als we ook hier de niet-Westerse namen verwijderen, dan blijven er 8.620 voornamen over. Hiervan kwamen er 3.633 niet in mijn referentiebestand voor en 77% daarvan werd met de voornoemde regels juist in stam en suffix gedeeld.

Hieronder geven we de top-20 (in aantal verschillende namen) van de suffixen voor grootouders en baby’s, gesplitst naar geslacht. De aantallen naamdragers worden gegeven in percentages om de resultaten vergelijkbaar te maken.

Tabel 1. Top-20 van suffixen in voornamen voor ‘grootvaders’en ‘jongens’.

  Grootvaders Jongens
Nr Suffix Aantal namen Aantal naam- dragers
(%)
Suffix Aantal namen Aantal
naam- dragers
(%)
1 . 2060 51.0 . 2150 73.4
2 us 622 24.1 o 330 4.6
3 e 487 2.1 e 286 4.8
4 o 296 0.6 y 131 3.0
5 ius 136 2.2 us 117 2.3
6 inus 101 0.2 a 81 0.8
7 ke 95 0.5 i 66 1.4
8 ko 89 0.1 ie 53 0.5
9 es 77 8.9 ke 34 0.3
10 is 76 5.1 io 32 0.2
11 a 56 0.1 is 32 1.1
12 y 55 0.2 ey 25 0.2
13 ze 50 0.2 co 22 0.5
14 ie 39 0.4 ius 21 0.2
15 s 38 0.1 en 20 0.4
16 se 33 0.1 ko 20 0.1
17 i 31 0.1 in 17 1.5
18 t 30 0.1 ze 17 0.1
19 io 27 0.0 es 16 1.1
20 je 26 0.0 ley 14 0.7
Volledig bestand . 4930 100% (197.214) . 3715 100% (264.243)

We vergelijken de percentages naamdragers en zien dat vroeger 51% van de mannen een naam zonder suffix, 26.5% een naam met –us, en 14% een naam op –es of –is had. Tegenwoordig krijgt 73.3% van de jongens een naam zonder suffix. Het aantal jongens met een naam op –us, –is, of –es is gedaald tot 5%. We moeten daarbij niet vergeten dat de namen op –us, –is, of –es zelden roepnamen zijn. Als roepnaam valt deze uitgang veelal weg. Dat betekent dat het aantal grootvaders met een niet-gesuffigeerde roepnaam kan stijgen tot wel 90%. Tegenwoordig is de officiele naam veelal ook de roepnaam en krijgt 73% van de jongens een niet-gesuffigeerde naam. Dat kan duiden op een tendens dat de huidige jongensnaam vaker een suffix heeft dan vroeger. De voorkeur gaat daarbij uit naar –o, –e, –in (Remco, Jelle, Robin), en de groep –i, –ie, –y en –ey (Nicky, Danny).

Tabel 2. Top-20 van suffixen in voornamen voor ‘grootmoeders’en ‘meisjes’.

  Grootmoeders Meisjes
Nr Suffix Aantal namen Aantal naam- dragers
(%)
Suffix Aantal namen Aantal
naam- dragers
(%)
1 a 1519 53.2 a 1233 25.4
2 ina 629 9.0 . 975 26.6
3 . 534 5.3 e 685 17.8
4 je 440 8.9 y 228 4.8
5 e 436 2.0 ie 147 1.7
6 tje 305 6.4 ke 141 3.7
7 ke 211 1.4 i 112 1.0
8 ia 186 5.2 ina 108 0.9
9 ie 147 0.5 je 91 1.2
10 ine 142 0.6 ia 83 1.2
11 iena 123 0.2 ine 76 2.0
12 kje 109 0.5 tje 58 0.7
13 y 98 0.1 ien 45 0.4
14 i 70 0.3 eke 39 0.6
15 ien 70 0.4 ka 39 0.2
16 dina 67 0.5 ah 37 0.9
17 ske 63 0.3 ette 37 0.5
18 ette 58 0.3 ey 34 0.3
19 etta 50 0.1 ja 23 0.4
20 jen 50 0.1 et 22 0.1
Volledig bestand . 6829 100% (204.675) . 4905 100% (247.270)

Bij de grootmoeders domineren de namen op –a, –ia, en –ina. Dat is in overeenstemming met een recente observatie in de Linguist list, waar dit als een zeer algemene tendens voor vrouwennamen in allerlei talen werd opgemerkt. Niettemin moeten we constateren dat dit verschijnsel in Nederland op zijn retour is. –a zelf is gekelderd van 53% naar 25% (maar ook hier moeten we bij de interpretatie in het oog houden dat vroeger de –a in de roepnaam niet altijd werd gebruikt, terwijl nu de officiële naam meestal tevens de roepnaam is). De grote winnaar is de naam zonder suffix: die steeg van 5% tot 27%. Een ander tegenwoordig veel gegeven naam is die met een suffix –e (18%), en in mindere mate met een suffix –i, –ie, –y en –ey (6%). Andere grote verliezers zijn de verkleinvormen –je en –tje (van 16% naar 2%), wat maar gedeeltelijk gecompenseerd wordt door de wat grotere populariteit van –ke (van 1.4% naar 4.3%). In een eerder artikel over uniseks namen concludeerden we al dat jongens- en meisjesnamen tegenwoordig wat naamuitgangen betreft meer naar elkaar neigen. Dat wordt hier nader gepreciseerd.

Hopelijk is duidelijk dat er hier alleen maar een paar aanzetten zijn gegeven voor onderzoek en analyses van suffigering van voornamen. We lieten de grote variatie in suffixen zien en gaven een indruk van regionale achtergronden van een deel van die variatie. Daarnaast is er de uitdaging om een regelsysteem te maken voor automatische stam-suffix scheiding, en ten slotte gaf een analyse van grote naambestanden een inzicht in veranderingen in de naamgeving wat suffixen betreft in de laatste honderd jaar. Zo passeerden we allerlei aspekten van de taalkunde. Toch aardig voor alleen maar voornamen.

Referenties

[1] Pée, W. (1936). Dialectgeographie der Nederlandsche diminutiva. Koninlijke Vlaamsche Academie voor Taal- en Letterkunde Reeks VI, nr 58.
[2] Spectrum Voornamenboek (19.923 namen), Nederlandse Genealogische Vereniging (9.760 namen), Volkstelling 1947 (4.584 namen), 19e eeuw Burgelijke Stand Meierij (1.410 namen), 17-19 eeuw Archief Brabant (5.674 namen), 1776-1811 Doopregisters Amsterdam (11.826 namen), 17e eeuw doopregisters Goes (2.086 namen), 1578-1649 Amsterdamse kooplieden (2.094 namen), 1531-1611 Poortersregister Amsterdam (1.725 namen). Het betreft hier alle verschillende voornamen per bron. Er is overlap tussen de verzamelingen per bron, wat leidt tot een totaal van 40.413 verschillende voornamen.