Afscheid Joop van Zijl21 december 1988 |
|
Joop van Zijl met zijn vrouw |
|
Sketch van collega's over de woordverhaspeling
|
|
Arnold Evers, Marie-Louise de Ridder, Mieke Trommelen,
Gerda, Jacqueline van Kampen |
|
Toezingen in de Senaatszaal |
Conciërge Joop van Zijl weg bij Letteren:“Ik heb heel wat hoogleraren als student zien binnenkomen”Een conciërge in de ouderwetse zin van het woord. Een manusje van alles en bovendien een-enorme grappenmaker en sfeerkweker. Een doener, die voor alles een oplossing weet. Dat is Joop van Zijl. Na 23 dienstjaren aan de universiteit, de laatste vier jaar als conciërge van het Letteren-cluster Trans, neemt hij woensdag 21 december afscheid op de plek waar hij als bediende is begonnen: in het Academiegebouw. "Ik leef er niet zo naar toe, maar mijn omgeving houdt het goed bij. 'De tijd schiet op, he’, krijg ik elke dag te horen. Drie jaar geleden kreeg ik van de beheerder een mooi boek. 'Waar is dat voor', vroeg ik. 'Weet je dan niet wat voor een dag het vandaag is', zei hij. Nee, dat wist ik niet, maar het bleek dat ik die dag twintig jaar aan de universiteit was." Joop van Zijl vertrekt vrijwillig. Hij maakt gebruik van de afvloeiingsregeling die in het kader van de bezuinigingsoperatie 'Selectieve Krimp en Groei' is ingesteld. Daardoor kan hij, net vijftig geworden, al met pensioen. "Tegen zo'n vette kluif zou zelfs geen vegetariër nee kunnen zeggen. Tot aan m'n vijfen zestigste 75, procent van m'n salaris. En dan mag ik nog één dag bijverdienen ook! Bovendien, nu ben ik nog fit. Over een paar jaar kan het wel anders zijn. Als conciërge van Trans slijt je behoorlijk. Het cluster loopt van Achter de Dom 13 tot en met Korte Nieuwstraat 2. Het heeft een oppervlakte van ongeveer drieduizend vierkante meter. En ik loop nogal Wat keertjes heen en weer. Ik schat dat het aantal treden dat ik dagelijks beklim, neerkomt op driemaal de Domtoren beklimmen.” Joop van Zijl heeft er ondanks zijn vroege pensionering trouwens toch al zesendertig arbeidsjaren op zitten, want hij is op z'n veertiende begonnen, als banketbakkersleerling. "Dat vond ik heerlijk werk. Alleen aan truffels maken had ik de schurft. Dat is zo geestdodend, daar zit helemaal geen variatie in. Maar vooral in deze tijd van het jaar kon ik me uitleven: marsepein, banketletters, borstplaat. Daarin kun je heel veel creativiteit kwijt. Het werk was me echter te zwaar. Doordeweeks was ik tien uur per dag in touw en zaterdags zelfs twaalf uur. Omdat ik alleen met de mensen van de bakkerij te maken had en 's avonds te moe was om uit te gaan, werd ik contactarm. Toen ben ik bij de expeditie van de Spoorwegen gekomen. Daar heb ik ook
met plezier gewerkt, maar mij werd steeds promotie beloofd zonder dat het
werd waargemaakt en toen ben ik overgestapt naar de universiteit, als
bediende in het Academiegebouw. Dat was een heel ander soort volk. Ik werkte
er nog maar twee dagen, toen iemand mij naar de kamer van de pedel vroeg.
'Kamer 212, meneer', zei ik. 'Ik ben geen meneer, ik ben een hoogleraar',
zei die man toen. 'Ik zal het onthouden, meneer', antwoordde ik." De eerste kennismaking inet het Instituut voor Algemene
Literatuurwetenschap in de Ramstraat, waar Joop van Zijl vervolgens
conciërge werd, was een verademing. "Ik hoorde de bibliothecaresse
professor Gerhardt met Mia aanspreken! Ik stond verstomd. Gerhardt wilde
beslist niet met hoogleraar aangesproken worden. Als ik moeite had om haar
te tutoyeren, mocht ik wel mevrouw zeggen. Maar een gewenningsperiode van
twee dagen vond ze wel genoeg; voortaan was het jij en jou. Alleen professor
Fokkema is lang formeel gebleven. Totdat ik een keer met Sinterklaas een
stuk borstplaat voor hem had ingepakt met een gedicht erbij dat als
strekking had dat meneer Van Zijl voortaan Joop moest heten. Toen was het
over. De overgang vanuit die vertrouwde, beschermde omgeving naar de grote,
onbekende Trans was erg groot. "Je had psycholoog moeten worden vanwege je belangstelling voor mensen,
heeft iemand eens tegen me gezegd. Maar ik heb nooit willen studeren. Ik heb
geen zitvlees. Ik lees wel graag. Ik keek bij ALW de boeken wel eens in en
ik las bijna alle readers, ook al begreep ik er soms geen donder van. Ik ben
meer een doener. Het liefst loop ik in het gebouw rond. Het leukste is als
de dingen niet honderd procent goed verlopen, dan zijn er tenminste
problemen om op te lossen. Ik ga ervan uit dat je alles kunt leren als het
je interesseert. Ik pak dus alles aan. Dat je dan een keer onderuit gaat,
moet je op de koop toe nemen. Joop van Zijl is niet bang dat de leegte hem zal overvallen als hij
uit dienst is. Maar eerst staat Joop van Zijl een afscheidsreceptie te wachten in de
Senaatszaal van het Academiegebouw, een voorrecht dat doorgaans alleen voor
hoogleraren is weggelegd. José van Vonderen, U-Blad 16/12/1988 |